Schrift: Notities IV
Eerst Vrijdag Maart 1950.
De laatste weken zeer veel invloed genoten van Poppes biografie. Het is een priester naar mijn hart. Ook hij had last van voortdurende hoofdpijn, twijfels aan Gods barmhartigheid en mysterieuze realiteit, door een gevoelloos devotieleven en aanvaardde dit alles in uitgesproken S.C.J. mentaliteit: volkomen overgave. Poppe bewandelde, vooral later, de kleine weg van Theresia. Zijn visie op priesterleven trof me zeer.
Inderdaad, van het gebed en Jezus zijn genadewerking gaat oneindig meer kracht uit dan van onze drukke activiteit; of liever: dit laatste wordt pas vruchtbaar als het doordrenkt is van heilig, bovennatuurlijk idealisme. Het is een koe van een waarheid, die evenwel aanvaard wordt door een levendige geest van geloof en niet door te beexperimenteren inzicht. Ook zijn weergaloze devotie tot Maria herinnerde me aan een zwakke plek in mijn eigen geestelijk leven. Maria’s rol is bij jou uitgespeeld met het bidden van de 3 weesgegroetjes en een vaak verstrooid rozenkransje. Ik neem voor na de lezing van Poppe’s biografie de ware Godsvrucht ter hand te nemen. Moeder Maria, ik verwacht alles van uw moederlijke liefde. Onder uw bescherming stel ik mijn priesterleven. Maak het vruchtbaar voor Jezus’ rijk. Vanavond begin ik aan de controle op mijn voornemens van de vorige week.
Eerste Vrijdag Mei 1950.
Bij tijd en wijle houd ik nog wel eens rekening met de gemaakte voornemens, maar van een stipt nakomen is geen sprake. Ik denk dat dit ligt aan onvoldoende controle. Het iedere avond noteren van eventuele ontsporingen ligt me niet, maar ik kan het toch doen tijdens het gewetensonderzoek. Meest van tijd versuft ik die minuten, terwijl het toch zo’n prachtgelegenheid is om mezelf in die drie punten na te gaan. Het is heel aandig en gemakkelijk een voornemen te maken, maar je hebt er niets aan, als je ze niet uitvoert. Daarom ben ik deze Meimaand nauwgezetter te werk gaan. Liefste Moeder Maria, ik wil U een cadeautje bezorgen door met hernieuwde ijver mijn voornemens uit te voeren. Geef me Uw moederlijke steun, neem me bij de hand en houd me stevig vast, als ik over mijn kromme beentjes dreigt te struikelen.
Gisteravond gaf pater Rector ons een mooie gedachte mee: ons eeuwig geluk bestaat in het voortdurend verheerlijken van God. (Laudeum Gloriae noemde Zuster Elisabeth zich.) Daarom moet onze vereniging met God tijdens dit leven, hetgeen vooral geschiedt in het gebed één lofprijzing zijn. Dit zal me stimuleren tot eerbiedig en aandachtig bidden. Mijn tong, mijn handen, benen, gedachten, verlangens, pleziertjes, tegenvallers, kortom heel mijn <ik> moet een ononderbroken verheerlijking zijn van God. Dit is wel het hoogste ideaal van heiligheid. Moeder Maria, doordring me diep, zeer diep van deze mentaliteit. Amen.
Retraite 11 juli 1950.
Tijd om op verhaal te komen. De laatste tijd vol studie en werk, zodat het één en ander niet genoteerd werd. Over de laatste maanden valt weinig te zeggen; precies als anders. Vaak hernieuwde voornemens, dikwijls uitgevoerd en even dikwijls vergeten. Maar het is zoals de retraiteleider zei: een religieus streeft naar de volmaaktheid, dat wil zeggen beetje voor beetje wint hij terrein. Niemand is in één dag van zondaar heilige geworden. Op den duur krijg je een echte habitus in het stellen van deugdacten, die je nu nog lastigvallen. Onder de verschillende meditaties werden zeer veel goede en behartenswaardige opmerkingen geplaatst; de opmerking echter, die mij het meest trof, was: vergeet nooit het doel waarvoor je in het klooster bent gekomen. Waarom verlangde je naar de Profess, naar de Priesterwijding? Was het niet om jezelf totaal aan Jesus te geven, in concreto namelijk? Toen, bij het afleggen tot eeuwige geloften wist je niet in welke omstandigheden je op dit moment zou verkeren. Toch heb je bij voorbaat en met de meest oprechte edelmoedigheid alle eventuele pleziertjes, downs en blunders aanvaard. Goede Jesus. Mijn bedoeling is doorlopend goed geweest. Zéker ben ik slordig; ik vergeet U wel eens te veel, maar dat heb ik gebiecht en nu is dat alles vergeven. Ik vertrouw op Uw steun; ik wil me echt onttrekken aan mezelf om mij helemaal aan U te geven. Truus Sum Ego; Jesus, zegen mijn voornemens.
Conferentie.
Lauwheid: toestand van verslapping. Is het niet tekenend voor jouw situatie, dat je de eerste anderhalve dag van de reatraite zo lá-lá doorbracht? Zeker, de afgelopen weken barstten van studie en intellectuele inspanning, maar dit mag toch geen reden zijnom deze retraite aan het begin van een ander uiterlijk leven vruchteloos door te glijden. Fineo Dominicum Transenxxx: God trekt zich terug, als gij zijn genaden verprutst, en Hij besteedt ze met meer resultaat aan anderen. Span je dus terdege in gedurende deze paar dagen om je zaakje in het reine te brengen, om je ideaal weer eens zuiver onder de loupe te nemen, om energie te verzamelen voor het nieuwe tijdperk, dat van <prestijten formatus>! Goede Jesus, sterk mijn zwakke wil. Liefste Moeder Maria, help Uw jongen. Als studentje in Helmond heb ik mijn priesterleven onder Uw bescherming gesteld; maak van mij een heilig priester. Dit woord moest ik veel vaker overwegen: een heilig priester. Niet een pater, die alleen maar goed kan studeren, preken of iets dergelijks, maar een priester, die HEILIG is. Eén van de grootste gevaren, waarschijnlijk hét grootste is: de lauwheid. Practisch gezegd: het laten schieten van een innig contact met God, het verslonzen van geestelijke oefeningen, het schipperen tussen wat mag en niet mag. Als ik de uiteenzetting van de retraiteleider op mijzelf toepas, zie ik tekenen van die verslapping. Het is nog wel geen volkomen lauwheid, maar het is er het begin van. Neem vooral het verrichten van je geestelijke oefeningen. Dikwijls gebeurt het uit sleur en als het enigszins kan, zie ik me ervan ontslagen. Vooral mijn aanbidding, gewetensonderzoek en beviergebed. Ik zit in de kapel een eind voor me uit te suffen zonder bewust te zijn van hetgeen ik behoor te doen. Als ik in deze drie punten mezelf herzie en een voornemen maak, dat ik ook metterdaad uitvoer, heeft deze retraite succes gehad. Ik bepaal dus, dat ik voortaan bij mijn aanbidding een boek gebruik, als hulpmiddel om te mediteren. Heb ik het boek niet nodig om met O.L. Heer bezig te zijn, dan slinger je het maar terug onder in de bank. Lukt het ‘van eigens’ niet, dan moet je dat boek gebruiken. Vervolgens zal ik onder het gewetensonderzoek mezelf controleren op de indertijd gemaakte voornemens plus die van nu. Tenslotte wil ik mijn bevier aandachtiger bidden. Dit was de laatste tijd niet zo stichtend. Daarom: vernieuw bij het inleidend Onze Vader en Deus Adjutorium je zuivere mening en draaf de diverse uurtjes zo aan onze lieve Heer op. Mijn Goede Jezus, zegen mijn plannen. Ik wil niets anders zijn dan een heilig Priester van Uw Hart!
Meditatie 12 Juli 1950:
Aanvaard de wil van God in alles, altijd en volkomen. Dat is van vitaal belang: het is de houding waardoor je ofwel heilig ofwel het tegendeel van heilig bent. Het is de laatste jaren vaak over mijn lippen gekomen: “Goede Jezus, doe met me wat U wilt; Alles is voor U.” Blijf dat doen en voor de beleving -metterdaad- intenser op.